donderdag 21 juli 2016

Mijn mammie - Josephine Wilhelmina Van Gils 18-11-1928 tot 1944

Mijn mammie - Josephine Wilhelmina Van Gils

Geboren op 18-11-1928 als Josephina Wilhelmina Van Gils, roepnaam Juliette.  Ze had toen al een broertje van 3 jaar.  Bij de geboorte kwam men tot de vaststelling dat Juliette praktisch blind was.  Heel wat dokters afgelopen maar zonder resultaat.  Verder groeide ik normaal op.  Toen ik een jaar of 2 was gingen mijn ouders café houden in de Maatstraat.  Een paar jaar later een ander café aan het Kempisch dok.  Daar ging ik naar de kleuterschool in de Napelstraat.  Café houden stopte en we verhuisden naar de Kribbestraat nadien Napelstraat en St. Jobstraat waar ik naar het 1ste studiejaar ging.  Op school besteedde men niet veel aandacht aan mij, gelukkig was er een vriendin van mijn ouders, Clémentine, die mij leerde lezen en schrijven, waar ik haar nog altijd dankbaar voor ben.  Ik wilde ook heel graag mijn communie doen.   Geld voor een jurk kreeg ik van mijn grootvader en het werd genaaid door een tante.  Eens de dag van de communie was aangebroken lag mijn vader zat in zijn bed.  Mijn moeder ging ook niet mee naar de kerk.  Gelukkig was Clementine er wel.  Paar maanden later was er weer een verhuis, ditmaal naar Stralenlei in Merksem, jaar later gevolgd met verhuis naar Schoordijk later Salvialei 95, jaar later naar nr 111 in dezelfde straat.  En nog was het niet gedaan, jaar later naar Ferdinand de Schetterstraat nr 7.  Gelukkig was de school altijd dezelfde gebleven in de Borrewaterstraat.
Zodoende zijn we in 1940 beland, ik was 12 jaar en voor mijn plechtige communie was geen geld!

10 mei 1940
ik dacht dat het onweerde maar ons ma kwam naar boven en zei dat het oorlog was.  Het werd een hele verandering in ons leven want we gingen op de vlucht.
Mijn vader was vrachtwagenchauffeur en bracht ons met een hele vracht mensen naar Brugge, dit met de wagen van zijn baas.  We dachten dat dit de veiligste oplossing was en vanuit Brugge gingen we met zijn allen met het openbaar vervoer naar Kortrijk.  Het plan was van daaruit naar Frankrijk te reizen.  
Wij hadden een groepje gevormd met de bovenburen, een tante met 2 kinderen, dus groepje van 3 volwassenen en 5 kinderen.  Vader zou later terugkeren maar dat ging niet meer daar de Duitsers waren opgerukt.  
We moesten onze plan trekken en we vonden een verblijf in een fabriekje, wij hadden de voorkamer voor ons achten.  We behielpen ons met wat we hadden en kregen.  In een school konden we soep krijgen met een boterham voor 1 frank.  We moesten wel een half uurtje stappen naar de school, maar we hadden den toch iets warm. Na een paar weken was het ergste voorbij en werd het weer rustig.  We besloten weer huiswaarts te keren, ditmaal te voet want openbaar vervoer was nog niet geregeld.  Soms mochten we ook al eens met een boerenkar meerijden en mochten we ook al eens in een boerenstal slapen.  Na een week waren we terug thuis en eens thuis hoorden we dat er niets gebeurd was, zelfs geen geweld.  Vader was een week na ons thuis, hij was opgeëist geweest door de Duitsers.  Het leven nam weer terug zijn gewone gang met verduistering en uitgaansverbod.  

In 1941 diende mijn vader verplicht in Duitsland te gaan werken, gedurende 3,5 maand.  Terug thuis kon hij gaan werken als chauffeur bij de ravitaillering, voedselverdeling voor het Duitse leger.  Hij was dan altijd vergezeld van een Duitse soldaat en die had ook vrouw en kinderen, zodoende werden wij ook wel goed voorzien van het nodige voeding voor ons gezinnetje.  Intussen schakelden de auto's over van benzine op kolen of hout.  Vader zorgde dat hij zuinig reed zodat wij kolen hadden voor de verwarming, die moest ik gaan halen samen met mijn moeder, 's morgens om half zes in een garage naast de Breugel op de Bredabaan recht over oude bareellei.  Schone liedjes duren niet lang want de tijden werden slechter voor iedereen.
Zeer uitzonderlijk was er dat jaar een wonderbaarlijke visvangst.  Ik ging toen aan de winkel heel vroeg aanschuiven en tegen schooltijd kwam mijn moeder mij aflossen.  We kweekten in die tijd ook konijnen en op een gegeven ogenblik hadden we er wel 50.  Er werd gekweekt als konijnen, af en toe stierven er wel enkele en werden uiteraard ook enkele geslacht om op te eten.  Gras heb ik enorm veel geplukt voor die beesten.  Vader en broer zorgden er ook wel mee voor.  Het leven ging ondanks alle miserie zijn gewone gangetje, met hoogte en laagtes.

In 1942 haalde mijn broer zijn diploma in de vakschool en ik moest nog 3 maanden school doen tot mijn 14de jaar en dan wilde ik werk zoeken.  Maar de 1ste dag van het schooljaar nam ik s'avonds de pot pap van het gasvuur toen de hond tegen mij opsprong.  De pot pap viel op de grond en de pap over mijn voet en de hond.  Voor een dokter was er geen geld.  Mijn moeder ging de dag nadien naar barones Mees, die aan goede werken deed.  Die kwam direct met de nodige benodigdheden naar ons huis.  Ze vond het zeer erg en kwam 2x per dag langs om mij te verzorgen.  Later werd dit éénmaal per dag, nadien om de andere dag tot om mijn verjaardag in november (18de) Toen kreeg ik van haar 3 zakdoekjes.  Ik ben haar nog altijd dankbaar dat zij dat voor mij gedaan heeft.  Mijn moeder en vader hebben voor haar nog een kleinigheid gedaan om haar te bedanken.
Ik ging werk zoeken en vond dit in een fabriek van bonen aan het Albertkanaal.  Om de 2 weken kregen we een pak voeding van 2kg.  Bonen, erwten of havermout, waar we heel blij mee waren in deze moeilijke tijden.  7 maanden heb ik daar gewerkt en intussen had mijn broer ook werk.

1943
Alles ging iets beter.  In april werd de Ezla in Morstel gebombardeerd en in de boterfabriek heb ik nog gewerkt tot juni.
Mijn zou en wou een café opendoen, mijn vader wou dat niet en heeft de verhuis niet meegedaan.  Dus mijn broer en ik hebben de verhuis gedaan met een stootkar, naar Deurne over de brug van de azijn, dat was een hele klim met een stootkar.  Het café was gelegen in de Tweemontstraat, hoek Meyerstraat.  Mijn broer was vrachtwagenchauffeur geworden en reed met hout en kolen.  Dus verwarming voor ons geen probleem.  
Ik ging smokkelen met de vriendin van mijn moeder.  De smokkelroute was over Scherpenheuvel, Diest en Aarschot.  Naar de boeren voor spek en eieren, boter en lupine, een surrogaat voor koffie.
Tijdens die smokkel heb ik heel veel geluk gehad.  In Aarschot werden we gebombardeerd en we zaten er middenin.  Het was eigenlijk het leger van de bevrijding die de bombardementen uitvoerde.  Het werd ook moeilijker om te gaan smokkelen want het vervoer liep helemaal in de war.  Langs de andere kant had ik mijn liefdes beginselen en werd ik het liefje van Pieter die mij in dienst nam om bloemetjes te plukken.




1944
Periode juni, juli, augustus werd een heel onrustige periode.  Er was maar een paar uur per dag gas en om brood te halen werd het steeds moeilijker.  Warm eten haalden we bij Winterhulp en dat voor een kleine vergoeding.  We sliepen 's nachts in de kelder.  Onze woning lag naast een veevoederfabriek en verhoogde kans om bombardement.  Op een nacht, 3u is ook nog eens de brug ontploft en in elkaar gezakt, brug van den Azijn.  Ons huis werd onbewoonbaar verklaart en mijn vader vroeg hulp aan het consulaat en we kregen een huis toegewezen in de Plankenbergstraat, het huis van een zwart verrader.
Ook in die periode kwamen s'avonds vanuit Engeland vliegtuigen overgevlogen richting Duitsland, dat begon s'avonds en het waren vliegtuigen met een speciaal geluid.  Dit duurde tot 's morgens toen ze weer terugkwamen van Duitsland.
De Duitsers hadden zoeklichten die wel eens een vliegtuig in hun stralenbundel kregen en dan begonnen ze vanuit alle kanten erop te schieten.  Er stond o.a. op de Brem (achter stadion Antwerp) afweergeschut.
Op een dag werd er geschoten en viel een mortiergranaat achter de tuinmuur.  Mijn vader en ik werden gekwetst.  Ook de achterdeur waarvan de ramen en deuren van triplex waren afgeslagen werden doorzeefd met splinters, dat kwam omdat de bom eerst een eternieten dakplaat had geraakt om dan achter de tuinmuur te ontploffen.
Aangezien er een rode kruispost was in de Meyerstraat gingen we daar naartoe.  Mijn vader was gekwetst aan zijn hoofd en ik had een wond aan mijn been en hand.  Ik werd die wond aan mijn been pas gewaar door het bloed dat in mijn schoen aan het lopen was.  Tot op heden heb ik nog altijd een stukje in mijn hand)
In de rode kruispost werden we goed verzorgt en viel het allemaal nog wel mee.  Toen we terug naar huis gingen naar het café, zat iedereen in de kelder, het huis lag intussen in de frontlinie en we werden verplicht om te verhuizen naar de Plankenbergstraat.  Voor onze liefde kwam dat goed uit.  Wat dat betreft (de liefde) ontspanning genoeg.
Tijdens die periode werden we intussen al bevrijd door de Engelsen en de Amerikanen, maar aan onze kant werd nog gevochten om Merksem te bevrijden, wat pas 6 weken later gebeurde. 
Mijn schoonvader en schoonbroer werden opgepakt, mijn schoonvader kwam na enkele dagen vrij, van mijn schoonbroer bleven we wekenlang zonder bericht.
Hij was toen chauffeur bij een fruitboer en werd toen opgeëist door de Duitsters om met 3,5ton munitie naar Limburg te rijden.  In Maaseik kreeg hij contact met de weerstand, die vroeg of hij het zou aandurven met de vrachtwagen met munitie de colonne te ver-laten en een bos in te rijden, wat hij ook deed.  De weerstand wisten uiteraard zeer goed de weg in het bos, waar meerdere weerstanders en verpleegsters aanwezig waren.  Daar heeft Charles nog een relatie van 7jaar met een verpleegster Christine aan overgehouden. 

Na de bevrijding mochten we terug naar huis.  Natuurlijk waren alle ramen kapot, en dienden herstelt, want dieven waren er toen ook.
We waren vrij en tijd om te feesten.  Maar niet lang want toen kwamen de V1 en V2 en dat was een zeer onrustige tijd.  Je hoorde deze bommen wel aankomen maar wanneer de motor stilviel was het gissen waar hij ging vallen.  De V2 was nog erger want die hoorde je niet aankomen en dat was ineens een knal.  Mensen die nog in Antwerpen bleven en werkten kregen daarvoor bibbergeld.
Toen die tijd werkte ik bij mijn vader in de fabriek.  Maar omdat het niet boterde besloot ik naar het leger te gaan.
Mijn toekomstige schoonvader en schoonbroer waren ook al bij het leger.  Voor mij werd het wel het Nederlandse leger want in het Belgische ging het niet omdat het oorlogstijd was.